grafiek:
www.beurs.nl
Artikels:
ratingbureau, risico enzo
juni 2010
modellen en voorspellen
maart 2010
voorbeeld Stel het is vandaag 1 mei 2004 en u wilt een obligatie kopen. U ziet de volgende obligatie staan: ABN 3,5% EUR 500 nominaal 01-10 1feb. beurskoers=110% We lezen het volgende: de couponrente=3,5% per 100%(=nominaal), de nominale waarde is 500 euro. De obligatie is uitgegeven in 2001 en eindigt in 2010. De couponuitkering is 1 februari. Dat betekent dat er 3 maanden zijn verstreken sinds de laatste couponuitkering. Als u deze obligatie zou willen kopen betaalt u het volgende: EURO 500*110% plus 3/12 * EUR 17,50 = EUR 554,38 Het eerste gedeelte (500*110%) is de beurskoers. Het tweede gedeelte (3/12 * 17,50) is de opgelopen couponrente. Hoe komen we nou op de opgelopen couponrente vraagt u zich af. We zien dat de rente 1 keer per jaar wordt uitgekeerd en wel op 1 februari. Het is nu 1 mei. Dat betekent dat er 3 maanden zijn verstreken sinds dat de laatste uitkering. Per jaar wordt er 3,5% per 100%nominaal couponrente uitgekeerd. Dat is een bedrag van 3,5% * 500 euro. De opgelopen rente gaat nu over 3 maanden (van 1 feb. tot 1 mei). Dat is 3/12 van een jaar, dus 3/12 van de jaarlijks uitgekeerde rente. Houd hier rekening mee als u een obligatie koopt!! Bij verkoop ontvangt u precies hetzelfde bedrag. We hebben dus de volgende formule: waarde obligatie = beurskoers + opgelopen rente Let er overigens op als u handelt in obligaties betaalt u ook transactiekosten. |
Een obligatie vormt een alternatief voor veel beleggingen. Het aantrekkelijke van een obligatie is allereerst natturlijk dat de uitgevende instantie verplicht is de obligatie aan het einde van de looptijd tegen de nominale waarde af te lossen. Dat betekent voor de bezitter van de obligatie dat hij of zij aan het einde van de looptijd 100% ontvangt, mits de onderneming niet failliet gaat. Er is bij een obligatie van een gezond bedrijf dus sprake van terugbetalingsgarantie. Voor een vergelijking met andere mogelijkheden voor het opzij zetten van geld moeten we kijken naar het rendement van het beleggen in een obligatie. Op die manier krijgen we een goed beeld of het werkelijk aantrekkelijk is om hierin te beleggen. Om na te gaan wat het rendement is van een obligatie moeten we de volgende formule gebruiken: Meestal is het zo dat naarmate de looptijd van een obligatie groter is, het rendement hoger ligt. Het rendement van een staatsobligatie kan verschillen van 3% voor 1-jarige staatsobligatie tot 5,5% voor een 30-jarige staatsobligatie. Het rendement van een bedrijfsobligatie ligt over het algemeen iets hoger, vanwege het hogere risico. De kans dat een bedrijf failliet gaat is natuurlijk groter dan dat de Staat failliet gaat. Daarom wil de belegger hiervoor een risicopremie ontvangen. Het rendement op een obligatie is over het algemeen wat hoger dan de rente die u ontvangt op een spaarrekening. Als we het vergelijken met een belegging in bijvoorbeeld aandelen, dan gaat men ervanuit dat aandelen over het algemeen een hoger rendement genereren. Maar een belegging in aandelen brengt meer risico met zich mee. Allereerst krijgen de obligatiehouder bij een faillissement voorrang bij de uitbetaling ten opzichte van aandeelhouders. Ten tweede veranderen aandeelkoersen veel sterker dan obligatiekoersen. Naast een redelijk rendement kunt u obligaties ook in uw beleggingspositie opnemen ter compensatie van andere beleggingen. Naast een belegging in aandelen zorgt een belegging in obligaties voor de nodige spreiding. |
John Bogle | Warren Buffet | Nick Leeson | Michael Milken |
Peter Lynch | Julian Roberston | Jim Rogers | John Templeton |
George Soros | Paul Tudor Jones |